werkdruk en verlatenheid

hansfrtg • 3 januari 2020
Verlaat mij niet

Borrelpraat
Borrelpraat kan heel nuttig zijn. Al was het alleen maar om er achter te komen hoe mensen in je omgeving zoal denken en hoe jij je daartoe verhoudt. Soms is het ook pijnlijk. Bijvoorbeeld borrelpraat over het onderwijs. Zeker als er een onderwijsstaking aan zit te komen. Dan heeft de omgeving het vooral over ‘dat het toch ook weer niet zo zwaar is om een klas aan het werk te zetten en zelf te gaan corrigeren’ of dat ‘leraren toch maar 25 uur per week werken?’ En de borrelgrap: ‘Er zijn twee redenen om in het onderwijs te gaan werken: juli en augustus’ is minder onschuldig dan grappig. Sommige filosofen en trendwatchers gaan veel verder met stellingen als ‘ons onderwijs(systeem) is failliet’ of ‘ons onderwijs is bagger’, ‘onderwijs vervormt de menselijkheid van leerlingen’. Wij hebben sterk de indruk dat de staking die uitgeroepen is rond de thema’s werkdruk en salaris een diepere laag kent. Iemand noemde dat ‘verlatenheid’. Leraren en onderwijzers spannen zich in om de leerlingen, die aan hen zijn toevertrouwd, een betekenisvolle en boeiende schooltijd te bezorgen en ze te vormen tot bewuste medemensen, zinvolle dingen te leren en soms zelfs om opvoedingsproblemen op te lossen. Regelmatig zijn het huzarenstukjes die zij verrichten. Af en toe is het een race tegen de klok, maar het gewicht van het werk zit vooral in de intensiteit van het werken met leerlingen. Dat lesgeven ‘topsport’ is doet geen recht aan het vak. Leraren knokken niet voor minimale verbetering van prestaties die al bijna niet beter kunnen. Leraren werken met hoofd, hart en handen, in relatie. Ze plannen, ontwikkelen, stimuleren, proberen uit, worstelen en zoeken, overleggen, zoeken zekerheid, inspireren leerlingen en beuren ze op en slaan de plank soms ook mis. Er is geen vergelijkbaar vak qua intensiteit. Sommigen kunnen lezen en schrijven met hun leerlingen, anderen moeten hard werken aan orde en gedrag. Leraren en ondersteunende collega’s staan voor leerlingen klaar en daarvoor komen zij naar school. Echter, de waardering die collega’s in het onderwijs krijgen is bepaald niet in lijn met het bovenstaande. Daar komt bovenop dat het gemak waarmee maatschappelijke vraagstukken ter oplossing bij de school worden neergelegd, groot is. Hoe kunnen leraren en onderwijsondersteuners in vredesnaam oplossen, wat de samenleving zelf niet onder controle krijgt? Mag je van leraren verachten dat zij voortdurend een dam opwerpen of een remedie bedenken tegen ongezonde denkbeelden en gedragspatronen van thuis of van de straat? 

Uit de oude doos
Het is de vraag wat ouders van leerlingen weten en televisiekijkend Nederland weet van het reilen en zeilen van een school. Dat hangt samen met de drempel wie wij op onze scholen opwerpen om binnen te komen. Dit kan ook moeilijk anders. Wij denken dat het beeld dat (te) veel mensen hebben van wat er op school gebeurt en wat leraren doen, gevormd wordt door drie elementen: eigen herinneringen uit de middelbare schooltijd, belevenissen van eigen kinderen en flitsen en berichten uit de media.
Over elk van deze bronnen valt wel iets te zeggen. Ons geheugen is al niet zo’n betrouwbare bron en het perspectief van de leerling die je ooit was heeft je ook nog eens een beperkt beeld opgeleverd van het werk van leraren. Met de verhalen die je eigen kinderen over school meebrengen naar huis, is, als zij dat al doen, niets mis. Maar hierover zegt wellicht de anekdote van de school die ouders van brugklassers de volgende brief stuurde, genoeg: ‘Geachte ouders, als u belooft niet alles wat uw kind over school thuis vertelt als de waarheid, aanneemt, beloven wij hetzelfde te doen over datgene wat uw kind op school over thuis vertelt.’
Zonder de nieuwsmedia onder vuur te nemen kunnen we stellen dat de meeste berichten en programma’s betrekking hebben op incidenten, niet op de gewone gang van zaken, niet op boeiende ontwikkelingen en bevochten vooruitgang.

Ad-mini-stratie
Dat alle onheil waar scholen last van hebben uit Den Haag zou komen is natuurlijk niet waar. Iedere bestuurder of schoolleider doet er goed aan van tijd tot tijd met het team de vraag te beantwoorden: steken we onze energie in de goede dingen, hebben de afspraken die we gemaakt hebben voldoende zin, waarom doen we dit ook alweer? Het woord ad-mini-stratie is etymologisch opgebouwd rond het woord ‘mini’. Maar systemen zijn hongerig en er zijn anekdotes genoeg die aantonen dat we onze patronen en werkwijzen zo eigen kunnen maken dat we er tegelijkertijd last van hebben en ze beschouwen als een natuurverschijnsel, of zoals gezegd, als opgelegd door anderen. Leraren zijn allemaal vakmensen die in staat moeten zijn om mee te bepalen of regels en afspraken werken of niet. En met wat niet werkt, moet je stoppen. 
Werkdruk
De man die het begrip ‘Verlatenheid’ introduceerde zei ook dat het woord ‘werkdruk’ gekaapt is om druk uit te oefenen op onze politici. Het woord is een grote vergaarbak geworden voor van alles en nog wat en als we doorgaan met dit woord te pas en te onpas en niet gedefinieerd te gebruiken, keert het zich tegen ons. Want dat iedereen in het onderwijs te druk is en dat we werken met een grote en structurele onderbezetting is niet waar. Soms lijkt het wel of werkdruk een synoniem is van werk. Zodra iets werk oplevert of tijd kost, levert het werkdruk op. We maken een uitzondering voor de gevolgen van het tekort aan leraren, vooral in het basisonderwijs. 
Als er lange tijd extra werk verricht moet worden omdat er vacatures zijn, neemt natuurlijk de druk toe.
Onder normale omstandigheden moet het werk qua investering in tijd te doen zijn. Iedere leraar weet dat het werk verricht moet worden in ongeveer 40 weken. Dat heeft automatisch gevolgen voor de lengte van de werkweek. Daar staan vakantieweken tegenover. En ja, daar gaan mensen verschillend mee om. Sommigen slagen erin al het werk in de schoolweken te doen. Sommigen slagen er ook in om al het werk op school te doen. Zij blijven tot het einde van de middag tot alles of het meeste afgerond is. Er zijn er ook genoeg die het anders doen, door bijvoorbeeld voorbereiding of correctie op te sparen tot de avond. Een oud rapport van het Forum Vitaal Leraarschap uit 1993, Het gedroomde koninkrijk, laat al zien dat daar een groot risico in zit. Zonder dat je doorhebt hoe het komt, leef je met het gevoel altijd en eeuwig met je werk bezig te zijn want er ligt altijd wel een stapel op je te wachten. De stelling in het rapport was dat leraren zich daarmee koning van hun koninkrijk wanen en het risico lopen slaaf van hun werk te worden. Nou weten wij heel goed dat de opvatting dat werkdruk vooral een subjectief begrip is dat voortkomt uit de beleving van alles wat je te doen staat en de manier waarop je het organiseert, bepaald niet populair is. Niettemin zijn wij ervan overtuigd dat deze manier van denken leraren meer helpt dan de gangbare. Mensen verschillen zo sterk van elkaar in hun manier van kijken, tempo, talenten, levensinstelling en ga zo maar door dat het niet waar kan zijn dat iedereen gebukt gaat onder zijn of haar werk en zeker niet in dezelfde mate. Bovendien kan het de ene week gekkenwerk zijn, terwijl het de week daarop relatief rustig is. Dit kun je ook ‘hollen of stilstaan’ noemen. Als je deze twee combineert, is het vak qua objectieve tijdsbesteding goed te doen. 

Intensiteit
Het bijzondere van het vak zit vooral in de intensiteit. Werken met leerlingen is intensief. Zonder te overdrijven, stellen we dat je in de klas voortdurend alert bent. In een soort staat van verhoogde waakzaamheid. Ook daarin verschilt de mate van inspanning, afhankelijk van vak, talent, ervaring, gevoel van betekenis, behoefte aan controle, tussen de ene en de andere leraar. Als het omgaan met leerlingen, het structureren van je onderwijs, het improviseren door onverwachte omstandigheden, het omgaan met veranderingen je makkelijk afgaat zal de beleving van je werk anders zijn dan wanneer je relatie met je klas vooral het gevolg is van hard werken en soms ploeteren. Relaties met groepen jongeren zijn per definitie spannend en hebben iets broos’ in zich. Bovendien is de ene groep de andere niet en verschillen ook de dagen van elkaar. Ook de atmosfeer op school, zich uitend in omgangsvormen, geschreven en ongeschreven regels, collegialiteit, onderlinge steun en waardering, is van grote invloed. Wij zijn ervan overtuigd dat het gevoel van verlatenheid vooral betrekking heeft op gebrek aan waardering voor het bijzondere, intensieve en betekenisvolle van het vak. Het is een veeg teken dat het vak van leraar jaar op jaar daalt op de statusladder die het aanzien van beroepen weergeeft. 
Het idee dat leraren vroeger behoorden tot de notabelen van het dorp, zoals de notaris, de dokter en de dominee berust waarschijnlijk op een mythe. Maar genoemde daling is onmiskenbaar en je moet wel van staal zijn om je daar niet door te laten beïnvloeden. Het lijkt wel of de daling omgekeerd parallel loopt met de toename van (soms onredelijke) eisen van ouders met betrekking tot hun kind. Alsof de leraar of de school de slaaf is die maar heeft te realiseren wat zij voor hun kind op het oog hebben. 

Kan het anders?
Als het een school, dat wil zeggen de gemeenschap van leraren, ondersteuners, leerlingen en leidinggevenden, lukt om de kracht van het samen school zijn duidelijk te maken, aan elkaar en aan de omgeving, is er al veel gewonnen. Het is in onze samenleving nu eenmaal niet dat je de erkenning die je verdient ook ontvangt. Daarvoor is de relatie tussen prestatie en reputatie teveel verknoeid. Betekenisvol werk doen is geen garantie voor erkenning. Er trots op zijn en dat uitstralen helpt wel. 

Het is zeker wenselijk dat er meer geld naar het onderwijs gaat. Maar dat gaat het echt niet oplossen. De afgelopen 15 jaar zijn er al extra middelen naar het onderwijs gegaan en daar hebben we niet zoveel mee gedaan. Meer dan een miljard extra voor de functiemix, vele miljoenen voor extra zorg in het kader van Passend Onderwijs, extra geld om jonge leraren te kunnen ondersteunen en te kunnen vasthouden, honderden miljoenen voor beter HRM, regionale samenwerking, innovatie en professionalisering van schoolorganisaties. Recent weer 100 miljoen voor Sterk Techniek Onderwijs,10-tallen miljoenen voor de Regionale Aanpak Lerarentekort en nu nog even eenmalig € 155 per leerling. Teveel incidenteel geld en als druppels op gloeiende platen. Het ontbreekt in Den Haag aan een lange termijn visie en investering. Te vaak is dat extra geld ook niet goed ingezet en voor andere zaken gebruikt. Meer geld gaat ook niet helpen omdat er gewoon niet veel nieuwe leraren zullen gaan instromen. Ook niet met hogere salarissen omdat die bij de zorg, politie, etc. ook zullen stijgen. 

Maar wat is onze eigen lange termijn visie dan ? Wat kunnen we zelf doen ? Wat mij betreft toch echt snel aan de slag gaan met nadenken om ons onderwijs anders te organiseren. In plaats van 30 lessen van 50 (of 60) minuten met een vol curriculum in groep van rond de 30 leerlingen en dat 2 of 3 keer per week. Degene die eens een hele dag meelopen met een klas zullen hun ogen uitkijken. 

En dit anders organiseren niet omdat we over een paar jaar niet voldoende leerkrachten hebben om met het huidige systeem door te gaan, maar ook gewoon omdat het misschien wel beter kan: meer tijd voor docenten om lessen voor te bereiden, samen aan toetsen en curriculum te werken, na te denken over hun aanpak en vakinhoud en ook de eigen persoonlijke ontwikkeling. Meer maatwerk voor leerlingen omdat ze niet allemaal hetzelfde (in kwantiteit en kwaliteit) nodig, hebben. Omdat leerlingen dan af en toe meer verantwoordelijkheid wordt gegeven, ze vaker eigen keuzes kunnen maken, gemotiveerder zullen zijn. Dat is pas duurzaam onderwijs. Door meer motivatie de energie vanuit henzelf te laten komen in plaats van keihard werkende docenten die elke les alles uit de kast moeten halen en het nodige huiswerk en vooral door flink te toetsen (hoezo werkdruk?) er het maximale uit proberen te slepen. 
Laten we de regie in eigen hand nemen en zelf zoeken naar oplossingen. Er is echt meer ruimte dan velen denken. Wel is er denkkracht en moed voor nodig. En de overtuiging dat wijzelf aan zet zijn en niet Den Haag.

En de aangekondigde staking?
Drie zaken vind ik daar lastig aan. Ten eerste zal door de beeldvorming die wordt gecreëerd de staking echt niet gaan helpen om het beroep van leraar aantrekkelijker te maken voor niet-onderwijsgevenden. De status van het beroep zal er waarschijnlijk verder door dalen en het zal de noodzakelijke instroom eerder laten afnemen dan toenemen.
Ten tweede hadden organisaties van werkgevers en werknemers afgesproken samen op te trekken en één vuist richting de politiek te maken. Opnieuw is deze samenwerking eenzijdig van de zijde van een van de bonden opgezegd. Lastig om dan toch solidair te (moeten) zijn met een partij die zich niet aan afspraken houdt en om deels interne redenen de eigen gang gaat.
Ten derde lijkt het me veel effectiever en nuttiger om met leerlingen in gesprek te gaan over het beroep van leraar en een manier te bedenken om ook met ouders hierover in gesprek te komen. Daar zijn toch echt wel manieren voor te vinden zonder dat het onderwijsproces twee dagen volledig wordt stilgelegd. Er zal ’s avonds aan de keukentafel over worden gesproken op een respectvolle en constructieve manier. Ook leerlingen en ouders zijn deels medeverantwoordelijk en hebben (in) direct invloed op de werkbelasting die velen voelen. Ik roep daarom collega/s van CVO t Gooi op om ideeën bij de eigen schoolleiding aan te dragen op welke manier we dat op 30 en 31 januari het beste zouden kunnen doen. 
 
Hans Freitag, januari 2020 als directeur-bestuurder a.i. werkzaam voor Hadrianus Onderwijsmanagement